Mercedes-Benz tractor

Dat Mercedes-Benz in het verleden tractoren heeft gebouwd weten veel mensen wel, de MB Trac op basis van de Unimog techniek staat nog vers in het geheugen natuurlijk. Maar onder de eigen naam heeft men in een ver verleden ook tractoren gebouwd.

Tussen 1926 en 1928 zijn er slechts 150 exemplaren van de Mercedes-Benz Muli OE gebouwd, daarvan zijn er nu nog 3 over, waaronder bovenstaand exemplaar wat in Technik Museum Sinsheim staat. Normaal had deze tractor 3 versnellingen vooruit en één achteruit, dit exemplaar had maar twee vooruit versnellingen. Op deze manier kon iedereen zonder rijbewijs er tot een snelheid van 5 kilometer per uur mee rijden. De 4240 cc ééncilinder motor levert 26 pk.

De club van 4 cabine

De club van vier cabine werd in 1974 gezamenlijk ontwikkeld door DAF, Magirus-Deutz, Saviem en Volvo. De cabine is echter door veel meer merken gebruikt. Enkelen zijn zeer logisch, Terberg gebruikt Volvo cabine’s, Saviem werd Renault, Magirus werd Iveco… Maar ook minder voor de hand liggende merken hebben deze lichte kantelcabine gebruikt. Hier onder een lijst, waar mogelijk voorzien van een foto.


Agrobil – Een merk van Fendt, de cabine werd vanaf 1985 gebruikt voor een opraapwagen, precies het jaar dat Fendt het merk verkocht aan Rhein-Bayern. Foto wikipedia.


Berliet – Dit merk ging samen met Saviem op in Renault VI. Na het samengaan is de naam Berliet nog kort is gebruikt voor een truck met een club van 4 cabine, al snel werd alleen nog de naam Renault gebruikt. Foto wikipedia.


DAF – van de vier oermoeders degene die het kortste de cabine heeft gebruikt. In 1986 werd Leyland overgenomen, waarna met vanaf 1987 de T45 cabine van dat bedrijf voor haar lichte modellen ging gebruiken.

Ginaf – Het schijnt dat Ginaf via DAF enkele trucks met club van vier cabine heeft geleverd, ik heb ze echter nooit gezien, net zo min als beeldmateriaal er van, dus of het waar is?


Hollming – Deze Finse fabrikant gebruikte de brede variant van de cabine (vooral bekend van de Volvo F7S) voor haar zelfdragende tanktrucks. Motoren kwamen van Volvo en MAN. Foto Jukka Eriksson.


IFA – Op de foto en IFA L60 6×6 prototype met Volvo F7 cabine. Foto via Juraj Hlavac.


IVECO – Toen Magirus-Deutz in 1975 opging in Magirus bleef de club van vier cabine, ondanks dat ook Fiat cabines voor lichte trucks in het gamma had, nog lang in gebruik.


IVECO-Magirus – De overgang ging natuurlijk niet in 1 dag, na 1975 is eerst nog jaren de naam IVECO-Magirus gebruikt.

LIAZ – In de Last & Kraft van januari 2013 staat een foto van een LIAZ 6×6 prototype met club van vier cabine in de DDR.


Mack – Mack is in 1983 eigendom geworden van Renault VI, daarmee kwam ook deze cabine in beeld, zowel in frontstuur als normaalstuur uitvoering. Beide foto’s door Jos Gijsbers.


Magirus – Voor de export naar de USA en bepaalde types legertrucks gebruikte Magirus-Deutz de merknaam Magirus.


Magirus-Deutz – één van de vier oermoeders. De cabine werd ontwikkeld door Saviem, en leek daardoor op de zware Saviem cabine. Dit leverde in Duitsland de vreemde situatie op dat de lichte trucks van Magirus-Deutz ineens opvallend veel gelijkenis hadden met de zware trucks van M.A.N., die die cabines ook bij Saviem betrok.


Man-Meccanica – Dit Italiaanse merk, wat geen band met het Duitse MAN heeft, gebruikte onder andere IVECO Zeta en club van vier cabines voor haar terreinvaardige trucks. Foto via CamionSuperMarket.it.

Mirandola – dit bedrijf is tegenwoordig DAF dealer, maar maakte vroeger zelf trucks waarbij men her en der cabine’s inkocht. Helaas heb ik geen foto’s van een Mirandola met club van vier cabine kunnen achterhalen.

Nicolas – Er is minstens éé Tractomas met neusje en club van vier cabine gebouwd. Ook hiervan is bij mij helaas geen foto bekend.


Panien – Een knikgestuurde kalkstrooier met Renault techniek en cabine. Foto door J.M. Maclou.


PPM – Dit bedrijf gebruikte de cabines voor haar kraanonderwagens.


Renault – Renault heeft de cabine voor de meeste typen, en het langste gebruikt. Pas bij de introductie van de Midlum, eind jaren ’90, werd de cabine niet meer gebruikt.

Renault Agriculture – De tractorafdeling van Renault is tegenwoordig van Claas. Men had een sleepwagen met club van vier cabine voor eigen gebruik gebouwd.


Ross – Dit Tsjechische bedrijf was niet alleen toeleverancier van Tatra, maar bouwde ook zelf trucks. Toen het slecht met de zaken ging heeft Tatra het hele bedrijf overgenomen. De Tatra legertrucks met Renault Premium cabine zijn oorspronkelijk door Ross ontwikkeld.


Samag – SAMAG staat voor South Africa Magirus, zoals de naam al doet vermoeden bouwde men Magirus-Deutz trucks in licentie. De militaire varianten zijn bekend onder de merknaam SAMIL. De productie stopte in 1998. Foto via http://johannesburg.olx.co.za/


Saviem – het meeste ontwikkelings en productiewerk voor de club van vier cabine werd bij deze Renault dochter gedaan.

Sita – hierover is me verder niets bekend.


Tatra – na de overname van Ross kon Tatra ook trucks met de club van vier cabine leveren. Foto door Juraj Hlavac.


Thomas {Frankrijk} – Dit Franse bedrijf bouwt speciale trucks, vaak met Renault onderdelen.


Titan {Frankrijk} – Titan heeft Terberg trucks verkocht en in licentie gebouwd. Foto gevonden op de flickr pagina van hayes69.


Terberg – Terberg gebruikt al decennia lang veel Volvo onderdelen.


Volvo – één van de vier van de club van vier. De Renault Midlum cabine is niet allen bij Renault de opvolger van de club van vier, maar nu bij Volvo (en DAF) ook in gebruik op de lichte typen.

Pegaso Ekus (met VW LT cabine)

Eind jaren ’80 stond Pegaso in de uitverkoop na dat het slecht ging met voormalig moederbedrijf International (waar het een zusterbedrijf was van DAF en moederbedrijf van Seddon-Atkinson). Lange tijd zag het er naar uit dat MAN en Mercedes-Benz het bedrijf gezamenlijk op zouden kopen. Klinkt nu vreemd, maar destijds ontwikkelden de beide Duitse reuzen ook samen motoren. De overname ketste op het laatste moment af, en Iveco ging er met het bedrijf, compleet met Seddon-Atkinson vandoor, maar in de tussentijd was er wel een MAN type het Pegaso gamma ingeslopen, de Pegaso Ekus was een kopie van de MAN G90, die gezamenlijk door MAN en VW ontwikkeld was.

Uit de oude doos van Hendrik de Lange

“Alex ik heb hier een vracht foto’s die van dia’s zijn gemaakt het zijn foto’s die ik ruim 30 jaar geleden gemaakt heb misschien kun je er iets mee …groeten Hendrik de Lange”

Het zijn er ruim 40, mijn excuses aan de telefoonlezers… Maar het zou zonde zijn ze NIET te posten, de nostalgie!!!

Het elfstedenbruggetje

Vlak buiten Gytsjerk kun je het ‘It Sil Heve Elfstedenmonument’ vinden, in de volksmond beter bekend als het elfstedenbruggetje. Het is uitgevoerd op de Canterlandsebrug over de Murk, de laatste brug voor de finish op de Bonkevaart. Aan de ene kant van de brug zijn vijf schaatsers te zien, samengesteld uit kleinere portretten van deelnemers. Het was de bedoeling dat dit in 2009, bij het 100 jarig jubileum van de elfstedenvereniging, de hele brug zou zijn, maar er zijn helaas nog niet genoeg tegels verkocht om dit te realiseren. In 2001 zijn de 4.000 tegels die er nu op zitten aangebracht. Naast bekende namen als Evert van Benthem, Henk Angenent en W.A. van Buren natuurlijk vooral veel minder bekende schaatsers.


James Bond?

Platschhonk

Op de marktplaats van Übach, één van de twaalf kernen van Übach-Palenberg, staat een door Krista Löneke-Kemmerling gecreëerd beeld van Platschhonk. Dit was volgens de lokale overlevering een soort weerwolf, die kinderen opat als ze te dicht bij het moeras kwamen. Dat verhaal vertellen werkte in vroeger tijden beter dan ‘pas op dat je niet te dicht bij het moeras komt want dan verdrink je’. En zo nu en dan greep het moeras ook een mensenleven, dus in die zin bestaan monsters als Platschhonk gewoon, maar wellicht in een andere vorm dan dit beeld doet vermoeden.

Meer informatie (in het Duits) op de website van Übach-Palenberg

Ossuarium van Sedlec


Het Ossuarium van Sedlec (Tsjechisch: Kostnice Sedlec) is een kleine rooms-katholieke kapel onder de Allerheiligenkerk (Hřbitovní kostel Všech Svatých) op de begraafplaats in Sedlec, een buitenwijk van de Tsjechische stad Kutná Hora. Het ossuarium bevat de skeletten van 40.000 tot 70.000 personen die de ornamenten van de kapel vormen.

Volgens de overlevering stuurde Ottokar II van Bohemen (1232-1278) de abt van het cisterciënzer klooster in Sedlec naar Jeruzalem. Op de terugweg nam de abt een handvol aarde van de Calvarieberg mee en strooide deze uit over het kerkhof, dat daarom tot heilige grond werd verklaard. Deze begraafplaats werd al snel een begeerde laatste rustplaats in heel Midden-Europa, niet alleen de lokale en regionale bevolking liet zijn doden er graag begraven, maar ook uit Beieren, Polen en zelfs de Nederlanden kwamen mensen om hier te worden bijgezet.

Na de pestepidemie in het midden van de 14e eeuw, waardoor de begraafplaats alleen al ongeveer 30.000 doden te verwerken kreeg en de Hussieten-oorlogen in de 15e eeuw moest het kerkhof voortdurend worden uitgebreid, in totaal met ongeveer 3,5 hectare, waarbij vele doden in massagraven werden bijgezet.

In de vroege 15e eeuw werd midden op het kerkhof een gotische kerk gebouwd, waarvoor veel graven werden geëxhumeerd. De botten werden, eerst tijdelijk, in de kelder van de nieuwe kerk bewaard. Tevens moest het kerkhof worden verkleind, zodat de exhumering verder ging. Volgens de overlevering werd dit werk uitgevoerd door een half-blinde cisterciënzer monnik, die alle botten systematisch arrangeerde.

Tussen 1703 en 1710 verbouwde Johan Blasius Santini-Aichl het portaal van de kerk en een deel van de bovenverdieping in de Boheemse laat-barokstijl, die nog steeds kenmerkend is voor het kerkje. In de 19e eeuw werd het kerkje door de vorstenfamilie Schwarzenberg gekocht, die de beeldhouwer František Rint uit Česká Skalice opdracht gaf de inrichting van het ossuarium ter hand te nemen. Deze kunstenaar is verantwoordelijk voor het huidige uiterlijk van de kapel, waarbij niet hout, maar de beenderen van overledenen als grondstof werden gebruikt.

text: wikipedia

Reaklif (Leaver dea as slaef)

Het Rode Rlif is een deel van de eindmorene uit de Saale-ijstijd. Deze morene loopt van Texel naar Wieringen, via de Gaasterlandse kliffen over Urk, Schokland en Vollenhove naar het oosten. Het Rode Klif is 10 meter boven N.A.P. en bestaat uit roodachtig leem. Van het oorspronkelijke klif is nog maar een deel over. Vroeger was de zuidzijde onbegroeid en deze rees als een ‘rood klif’ op uit de Zuiderzee. De hooget van het klif en de kleur sprak tot de verbeelding. Met vertelde dat het een oude vulkaan was die in oeroude tijden vuur had gespuwd. Aan het begin van de jaartelling zou het klif hebben gebrand en het vuur zou door offers aan de God Stavo te brengen, zijn gedoofd.

De Friese vrijheid
Voor de Friezen is persoonlijke en politieke vrijheid een van de hoogste waarden. In de middeleeuwen vertaalde deze vrijheidsdrang zich in fel verzet tegen het feodale stelsel. De Friezen ontwikkelden een eigen vrijheidsideologie. Volgens deze ideologie hoefden de Friezen behalve de keizer geen enkele autoriteit te erkennen. Hoewel deze ideologie al in de middeleeuwen werd betwist hield deze stand tot 1498. Niet alleen in de tijd van de republiek maar ook in het hedendaagse Nederland is het Friese vrijheidsideaal levend gebleven.

De slag
Gedurende de middeleeuwen wordt de Friese autonomie voortdurend aangevallen. Wereldse en kerkelijke machthebbers doen steeds weer aanspraken op de ‘Zeven Friese Zeelanden’. De veldslag die het meest tot de verbeelding spreekt is die van 26 september 1345 toen de jonge graaf Willem IV van holland en Henegouwen met zijn ridders tegen Friesland optrok. De graaf had ervaring als kruisridder. Ook enkele hollandse steden, op de eerste plaats Delft, steunden het avontuur. Het ridderleger kwam vanuit West-Friesland over de Zuiderzee naar Stavoren. Het Friese leger wist de edelen vernietigend te verslaan. Willem IV zelf sneuvelde. De overwinning had tot gevolg dat de Friezen nog 150 jaar hun zelfstandigheid konden bewaren.

De herdenking
In de twintigste eeuw zocht de Friese Beweging een symbolische plek om haar strijd voor taal en cultuur te gedenken. Na de tweede wereldoorlog werd de vrijheidsstrijd van 1345 met die van 1945 verbonden. Sinds 1945 is het Rode Klif de plek waar de Friezen jaarlijks hun eeuwenlange strijd herdenken en deze plaatsen in het kader van strijd voor de rechten van mensen en volkeren op de hele wereld.

Texten gebaseerd op het informatiebord ter plaatse.

Grutte Pier

Pier Gerlofs Donia, beter bekend als Grutte Pier, is een held uit de Fryske geschiedenis. Pier werd rond 1480 in Kimswerd geboren, zijn vader was een boer, zijn moeder van adel. Pier was de aanvoerder van de Arumer Zwarte Hoop, een rebellenleger met onder andere veel Gelderse huursoldaten, die op zee piraterij bedreven en op land streden voor een vrij Fryslân. Ze waren hiermee waarschijnlijk de inspiratie voor de geuzen tijdens de 80-jarigeoorlog. Toen Pier op 28 oktober 1520 in Sneek stierf, volgde zijn neef Wijerd Jelckama hem op als aanvoerder.


Het beeld van Grutte Pier voor de kerk in Kimswerd.

Pier was aanvankelijk boer te Kimswerd. Hij was getrouwd en had een zoon Gerlof en een dochter Wobbel. In 1515 werd de boerderij van Donia door een groep Saksische huurlingen geplunderd en in brand gestoken. Hierbij werd de vrouw van Pier gedood, evenals vele dorpsgenoten en andere familieleden. Na de dood van Piers vrouw kreeg zijn moeder de voogdij over zijn kinderen. Pier was zijn gehele bezit verloren en begon te roepen om een strijd tegen de bezetters. Hij richtte te Arum het eerder genoemde leger ‘de Arumer Zwarte Hoop’ op. Die naam is verwijzing naar de naam ‘De Zwarte Hoop’, een berucht huurleger uit deze periode. Deze troepenmacht bestond voornamelijk uit arme boeren, verarmde edelen, struikrovers en bandieten


‘Green man’ op de kerk van Kimswerd.

In de grootste zeeslag uit zijn loopbaan wist Pier 28 Hollandse schepen te veroveren. De 500 bemanningsleden die levend in handen van de Friezen vielen, werden zonder pardon overboord geworpen. De Hollanders gaven Pier de bijnaam “Kruis der Hollanders”, een naam die hijzelf maar al te graag gebruikte. Pier was een veel besproken figuur, zelfs Erasmus heeft over hem geschreven.


De herberg van Kimswerd draagt de naam van haar beroemdste bewoner.

De 19e-eeuwse historicus Conrad Busken Huet schreef het volgende over Grutte Pier:
Hij was een boom van een kerel, donker van gelaat, breedgeschouderd, met een lange zwarte baard, van nature een ruw humorist, door de omstandigheden in een grote wreedaard herschapen. Uit persoonlijke wraak over bloedig onrecht, wat hem is aangedaan (in 1514) met het doden van bloedverwanten en de vernietiging van zijn eigendom, werd hij een vrijheidsstrijder.
Deze beschrijving stamt uit de geschriften van de mysterieuze biograaf van Donia, Petrus Thaborita. Het opvallende uiterlijk van Pier trok vaak de aandacht van zijn tijdgenoten. Zijn donkere gelaat en woeste uitstraling in combinatie met zijn “angstaanjagende donkere ogen, als kolen zo groot”, joeg hen grote schrik aan, zowel op het slagveld als daarbuiten. Met name wanneer Pier boos was, was hij naar verluidt erg angstaanjagend.


Wat zou Pier er van vainden dat zijnnaam nu word gebruikt om suikerbroodijs aan te prijzen?

Aan Pier wordt een reusachtige gestalte en een bovenmenselijke kracht toegeschreven (zie de anekdote aan het einde van dit artikel). Hij zou munten tussen duim en wijsvinger hebben kunnen buigen. Ook kon hij een paard van ongeveer 1000 pond (500 kg) op de schouders nemen.
Bronnen schrijven hem veelal een lengte van zeven voet (2 meter 15) toe.[5] Pier wordt ook gezien als bedenker van het sjibbolet “Bûter, brea en griene tsiis, wa’t dat net sizze kin, is gjin oprjochte Fries” wat zoveel betekent als: “Boter, roggebrood en groene kaas, wie dat niet zeggen kan is geen oprechte (ware) Fries”. Hij zou dat hebben gebruikt om na te gaan of de opvarenden van schepen op de Zuiderzee wel Fries waren. Was dat niet het geval, dan zouden ze onverbiddelijk door Pier met zijn enorme zwaard onthoofd zijn en werd hun schip geplunderd. Volgens zijn Hollandse tegenstanders had hij tevens de gewoonte opgevat Hollandse opvarenden overboord te gooien.
Volgens de sage droegen Grutte Pier en zijn mannen de buit van de geplunderde schepen af aan hertog Karel van Gelre, die steun in de strijd tegen de Hollanders had toegezegd. Toen bleek dat Karel in 1517 zelf een machtspositie in Friesland probeerde te verwerven, was Pier zo teleurgesteld dat hij zich in 1518 uit de strijd terugtrok. Zijn laatste jaren bracht hij door in Sneek, waar hij op 28 oktober 1520 in zijn bed overleed. Hij werd in Sneek in de Grote Kerk begraven.


De naar Pier vernoemde straat in Kimswerd.

Het volksverhaal van de Fiveval: Greate Pier wie in hiele sterke keardel. Op in kear wied er us oan ’t ploeijen. Hy hie ’t hynder foar de ploege spand. ’t Wie noch in âlderwetske ploege mei in houten balke. Doe kom der in fremde man op him ta en dy frege: “Wite jo hwer’t greate Pier wennet?” Doe sloech Pier it hynder foar de ploege wei. En hy naem de ploege yn ‘e rjochterhân en tilde him in ein fan ‘e groun en doe wiisde er mei de ploege op in hûs. En hy sei: “Sjoch, dêr wennet er.” Mei de oare fûst sloech er himsels op it boarst en sei: “En hjir stiet er.”


Pier word 500 jaar na zijn dood nog steeds geëerd in Fryslân. Hier staat zijn afbeelding achterop een betonpomp.

Grutte Pier domineerde veldslagen met zijn reusachtige zwaard. Dit stalen slagzwaard, waar recentelijk een exacte replica van is gemaakt, was 2,15 meter lang en woog 6,6 kilo. Volgens de overlevering kon hij met dit zwaard de hoofden van meerdere vijanden tegelijkertijd afhakken. De meeste andere strijders waren in theorie “slechts” in staat per slag één hoofd te scheiden van de romp. In de praktijk lag deze score waarschijnlijk nog lager en moesten minder getalenteerde strijders meerdere hakbewegingen maken alvorens het gewenste resultaat was bereikt. De hoge mate van efficiëntie die Grutte Pier tijdens veldslagen kon tentoonspreiden, verschafte hem een tactisch voordeel ten opzichte van zijn tegenstanders. Na Piers dood nam zijn neef Wijerd Jelckama het bevel over zijn troepen over en ook het zwaard van zijn oom kreeg Wijard in zijn bezit.


Streekgenoot Wout Zijlstra word door zijn enorme kracht wel eens vergeleken met Grutte Pier.

Text gebaseerd op wikipediatexten.

Tatra in de jaren ’20

Een interessant filmpje over hoe vooruitstrevend Tatra in de jaren ’20 al was. Mocht je in de buurt zijn zou ik absoluut het Tatra museum in Kopvrnice eens bezoeken, ben er zelf al drie keer geweest ondertussen.

« Older entries

%d bloggers liken dit: